Regelmatig voeren wij op onze kliniek bloedonderzoek uit. Dit kan verschillende redenen hebben, bijvoorbeeld om te kijken waarom een dier ziek is of om te bepalen of bepaalde organen nog goed werken. Bij een ziek dier kijken we onder andere naar de ontstekingscellen. Hiermee kunnen we bepalen of er een actieve infectie in het lichaam is. Daarnaast kijken we naar de rode bloedcellen. Deze zorgen voor het zuurstof transport in het lichaam.
Om te weten hoe de organen functioneren, kijken we onder andere naar de lever- en nierwaardes, spierwaardes, eiwitten en glucosewaarde. Niet alleen bij zieke dieren, maar ook bij oudere dieren en dieren die onder narcose gaan controleren we regelmatig verschillende waarden in het bloed.
Bij oudere dieren willen we weten of onder andere de nieren en lever nog goed functioneren. Zo kan er met een aanpassing in voeding of met medicatie regelmatig verdere verslechtering van de orgaanfunctie worden voorkomen.
Ook voor het geven van medicatie is het belangrijk dat zij goed functioneren, omdat de medicatie omgezet en uitgescheiden wordt door deze organen. Het bloedonderzoek voordat een dier onder narcose gaat voor bijvoorbeeld een gebitsbehandeling of een andere operatie noemen we een pre-anaesthetisch bloedonderzoek. Hierbij kijken we naar de lever- en nierwaardes, de glucosewaarde en het totaal eiwit. Als hier afwijkingen in voorkomen kan het nodig zijn de narcose aan te passen om deze veiliger te maken voor de betreffende patiënt.
Bloedonderzoek
Op onze kliniek kunnen wij verschillende bloedonderzoeken uitvoeren voor de hond, kat en het paard. Voor de bloedonderzoeken welke wij niet op de kliniek kunnen uitvoeren wordt bloed opgestuurd naar verschillende laboratoria.
De bloedonderzoeken kunnen we indelen in verschillende groepen:
- Klinische chemie
- Hematologie
- Endocrinologie
- Immunologie
Klinische chemie
Bij de klinische chemie kijken we naar de hoeveelheid van stoffen die in het bloed thuis horen. We kijken naar de hoeveelheid eiwit, glucose, zouten en enzymen in het bloed. Dit geeft ons meer informatie over onder andere de werking van de spieren, lever, nieren en alvleesklier.
Hematologie
Bij hematologisch onderzoek kijken we naar de rode en witte bloedcellen en de bloedplaatjes.
Rode bloedcellen
De rode bloedcellen (erythrocyten) bevatten hemoglobine (Hb) en vervoeren daarmee de zuurstof door het lichaam. In de longen wordt er vers zuurstof aan de hemoglobine gebonden waarna dit bloed met het zuurstof door het hart het lichaam in gepompt wordt. Zo worden alle cellen in het lichaam voorzien van zuurstof. Met een onderzoek kunnen we een tekort of teveel aan rode bloedcellen zien. Teveel zien we zelden, te weinig oftewel bloedarmoede (anemie) zien we vaker. Om te kijken of dit komt door een probleem in de aanmaak, verhoogde afbraak of bloedverlies kijken we naar verschillende waardes in het bloed.
Voor de rode bloedcellen meten we verschillende waardes:
- het aantal rode bloedcellen (RBC, aantal erythrocyten)
- het volume dat de rode bloedcellen innemen in het bloed (Ht, hematocriet, PCV)
- de hoeveelheid hemoglobine (Hb)
Uit deze drie metingen krijgen we ook de volgende informatie:
- hoe groot de rode bloedcellen gemiddeld zijn (MCV). Macrocyten zijn grote rode bloedcellen, microcyten kleine.
- Hoeveel hemoglobine de rode bloedcellen gemiddeld bevatten (MCH, MCHC). Hypochroom betekent weinig Hb, hyperchroom veel.
In het laboratorium wordt verder nog gekeken naar: zijn er voldoende jonge rode bloedcellen (reticulocyten, normoblasten). Jonge rode bloedcellen zijn groter en blauwer (polychromasie, anisocytose). RDW (Relative Distribution Width) is de variatie in de grootte van de rode bloedcellen. Is er een grote variatie in de afmetingen van rode bloedcellen, dan is de RDW toegenomen (anisocytose). We kijken:
- Hoe de rode bloedcellen er uit zien (rare vormen: poikilocyten, sferocyten)
- Of er dingen in de rode bloedcellen zitten die er misschien niet horen (insluitlichaampjes, Howel Jolly bodies, Heinz bodies, basofiele stippeling)
- Of er parasieten in het bloed zitten (Babesia, Mycoplasma, Hartworm)
Witte bloedcellen
De witte bloedcellen (wbc, leukocyten) zijn ontstekingscellen. Zij beschermen het lichaam tegen infecties. Er bestaan verschillende types ontstekingscellen, namelijk neutrofielen, lymfocyten, monocyten, eosinofielen en basofielen. Al deze cellen hebben elk hun eigen functie bij een ontsteking.
Bloedplaatjes
De bloedplaatjes, oftewel de trombocyten, zijn essentieel voor de bloedstolling. Tijdens het bloedonderzoek kijken we naar het totaal aantal bloedplaatjes en de grootte van de bloedplaatjes. Jonge bloedplaatjes zijn groter dan oudere. Bij een toegenomen aanmaak in het beenmerg kunnen ook reuzentrombocyten ontstaan. Deze zien wij ook veel aanwezig bij gezonde katten en de cavalier King Charles spaniel. Een verlaagd aantal bloedplaatjes duidt op een verhoogd gebruik bij bijvoorbeeld een bloeding, maar ook bij bepaalde ziektes, zoals auto-immuunziektes, kan het aantal bloedplaatjes verlaagd zijn.
Endocrinologie
Met endocrinologisch onderzoek bekijken we bepaalde hormomen in het bloed, waarmee we afwijkingen kunnen achterhalen. Veel voorkomende afwijkingen zien we bij de ziekte van cushing, ziekte van addison en afwijkingen in de werking van de schildklier.
Immunologie
Bij de immunologie kijken we naar de antilichamen tegen bepaalde stoffen en/of ziekteverwekkers die zich in het bloed bevinden. Hiermee kunnen we allergiën en auto-immuunziekten opsporen. Ook kunnen we met immunologie bekijken of een dier besmet is met een bepaalde ziekte of deze in het verleden heeft doorgemaakt. Het meten van de antilichamen tegen bepaalde ziekteverwekkers noemen we serologisch onderzoek. Een deel hiervan is mogelijk op de kliniek, overige testen moeten op het laboratorium uitgevoerd worden.